In het biologieboek stond een les over muziekinstrumenten. Van mijn mentor begreep ik dat de leerlingen hier nog niet zo veel ervaring mee hadden. Ik vind muziek ontzettend leuk, dus dit was een geschikte les om te geven. Een les over instrumenten is natuurlijk het leukst als de leerlingen ook echt instrumenten van kunnen houden. Bovendien wordt in de onderbouw de basis gelegd voor het ontwerpen van en improviseren op muziek op latere leeftijd. Het experimenteren met instrumenten en hun geluiden is daarom erg belangrijk (Muziekmeester, pp. 250) De school had een doos vol staan, dus die kon ik mooi gebruiken. Muziekinstrumenten kunnen veel herrie maken, zeker in de handen van 6/7-jarige kinderen die er weinig ervaring mee hebben. Om deze reden heb ik duidelijke afspraken over het gebruik van de instrumenten gemaakt, zoals op bladzijde 90 van ‘Muziekmeester’ ook wordt aangegeven.
Om te controleren of de leerlingen door hadden welk instrument bij welke groep hoorde, hebben ze het onderstaande werkblad gemaakt.
(Ik ben nog in afwachting van de feedback van Sjoerd Meijer op deze les.)
Om te controleren of de leerlingen door hadden welk instrument bij welke groep hoorde, hebben ze het onderstaande werkblad gemaakt.
(Ik ben nog in afwachting van de feedback van Sjoerd Meijer op deze les.)
Na de biologieles over muziek heb ik met de leerlingen rammelaars gemaakt van doosjes. De leerlingen mochten hiervoor zelf de vulling kiezen. Ik had zelf voorbeeldjes gemaakt met daarin suiker, rijst, wokkels en kikkererwten. De leerlingen moesten goed luisteren; welk materiaal zat in welke rammelaar? Toen alles goed was geraden, mochten de leerlingen zelf aan hun rammelaar beginnen. Tijdens deze activiteit waren de leerlingen bezig met het oriënteren op klankaspecten(Muziekmeester, pp. 68). Ze maakten onderscheid tussen de klanken van de verschillende rammelaars.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Van deze les heb ik een zelfreflectie gemaakt.
Fase 1: handelen
Wat wilde ik bereiken?
Ik wilde dat de leerlingen kennis zouden maken met instrumenten. Bovendien wilde ik ze ervan bewust maken dat er verschillende soorten muziekinstrumenten bestaan die op verschillende manieren bespeeld moeten worden.
Waar wilde ik op letten?
Ik wilde zorgen dat de leerlingen zorgvuldig en op de juiste manier omgingen met de instrumenten. Ik heb d.m.v. vragen en het werkblad gekeken of de leerlingen de inhoud van de les begrepen.
Wat wilde ik uitproberen?
Ik wilde uitproberen of ik door héél consequent en streng op te treden mijn doel beter kon bereiken.
Fase 2: Terugblikken op het handelen
Wat gebeurde er concreet?
Ik heb met de leerlingen de plaat in het boek bekeken en besproken. We hebben samen naar verschillende muziekinstrumenten gekeken en geluisterd en ze bespeeld.
Lerarenperspectief:
Wat wilde ik?
Ik wilde de leerlingen iets leren over de soorten muziekinstrumenten en hun functies en gebruik.
Wat deed ik?
Ik heb de leerlingen verteld over de verschillende soorten instrumenten en ze deze laten uitproberen. Ik heb vragen gesteld over de instrumenten.
Wat dacht ik?
Tijdens de les waren mijn gedachten vrij rustig. De leerlingen deden goed mee. Wel moest ik mezelf steeds bedenken dat ik duidelijke afspraken met de leerlingen had gemaakt en dat ik deze strak moest hanteren.
Wat voelde ik?
Ik voelde me over het algemeen heel rustig tijdens deze les. Het kostte af en toe moeite streng te zijn. Op zo’n moment voel ik me al snel ‘de stomme juf’, maar voor het verloop van de les was dit zeker bevorderlijk.
Leerling-perspectief:
Wat wilden de leerlingen?
De leerlingen wilden héél graag aan de slag met de instrumenten.
Wat deden de leerlingen
De leerlingen deden goed mee en hielden zich over het algemeen goed aan de afspraken. Wel heb ik de instrumenten van een aantal leerlingen in moeten nemen tijdens het uitdelen. Ik heb de leerlingen na het uitdelen gevraagd wat er mis ging. Zij gaven aan dat ze zich niet aan de afspraak hadden gehouden, beloofden dat het beter kon en ik gaf de instrumenten terug.
Wat dachten de leerlingen?
De leerlingen schrokken er wel een beetje van dat ik zo streng was. Uiteindelijk was het voor iedereen beter. De leerlingen vonden het erg leuk om met de instrumenten aan de slag te gaan.
Fase 3: Bewust worden van essentiële aspecten
Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
Doordat ik duidelijke regels heb gemaakt en die consequent heb doorgevoerd heb ik de leerlingen o een leuke manier kennis kunnen laten maken met muziekinstrumenten en hun functies.
Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel?
De leerlingen werken in tweetallen, ze zitten in rijen. Ik denk dat dit bevorderlijk is geweest voor het verloop van de les. De leerlingen werden minder afgeleid door andere instrumenten en konden zich beter richten op de informatie die ik vertelde.
Wat betekent dit nu voor mij?
Ik ben erg tevreden met het verloop van de les. Ik heb mijn doelen behaald. Ik zou in een andere groep weer zo’n les willen geven. Ik vond de les leuk en leerzaam. De volgende keer zou ik nog meer gebruik willen maken van de instrumenten.
Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)?
Het is ontzettend leuk om met instrumenten te werken. Het gebruik ervan heeft oneindig veel mogelijkheden, omdat de betrokkenheid van de leerlingen erg groot is.
Fase 4: Formuleren van handelingsalternatieven
Welke alternatieven zie ik?
* Meer gebruik maken van de instrumenten, bijvoorbeeld een liedje maken of afspreken welk instrument op welk moment in een bepaald liedje geluid mag maken.
* Meer instrumenten zelf meenemen, zodat het aanbod nog groter wordt.
Welke voor- en nadelen hebben die?
De les wordt op deze manier steeds groter, waardoor het lastig wordt alles in één keer te doen. Aan de andere kant is het juist leuk om hier een aantal middagen aan te besteden.
Wat neem ik mij nu voor de volgende keer?
Meer verdieping wat betreft de instrumenten.
Fase 5: Nieuwe situatie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten